De tweede etappe van de Dakar 2020 was niet zo’n leuke dag voor de équipe van Fried van de Laar Racing als de eerste. Al na 10 kilometer in de 367 kilometer lange proef kreeg de versnellingsbak van de DAF kuren. “Ik had alleen nog één, twee en drie”, vertelde Jan van de Laar aan de finish in Neom. “Dan kun je niet harder van 80, 85. Het was dus een heel lange, rustige rit.” En het begon zo goed, met een start vanaf de veertiende plaats, dankzij het resultaat in etappe 1. Maar die pret was dus snel over. Jan en Ben van de Laar en monteur Simon Stubbs gingen nog wel op zoek naar het euvel maar al snel was duidelijk dat ze het ermee moesten doen. “We wisten dat het niets mechanisch was”, zei Jan van de Laar. “Alle essentiële dingen klopten wat dat betreft. Het moest dus iets in de elektronica zijn, maar in de proef in niet uit te dokteren welk stekkertje of sensortje het dan kan zijn. Dus dan maar in z’n drie naar het bivak hobbelen.”
Van de Laar verplicht op half gas
Voor navigator Ben was het op die snelheid goed bij te houden, maar echt prettig vond hij het niet. “Ik heb toch liever dat we wat harder gaan en dat het wat moeilijker is. Onderweg was er voortdurende discussie: gaan we sleutelen of rijden we door? Wat kan het zijn? Rijden we niets heel erg kapot? Dat leidt af. De adrenaline is er ook niet, dus je bent minder scherp. Het kakt allemaal wat in. We hadden vlot alle waypoints, ook die ene lastige op het eind. Daar waren we anders misschien ook wel een half uur op verloren.” Ondanks de 21ste plaats waren de broers Van de Laar achteraf blij met het besluit door te rijden. Op de technische stukken leverden ze nauwelijks in, maar op de snelle stukken werd de DAF links en rechts gepasseerd. “Gelukkig zaten er veel technische stukken in en weinig stukken waar je het vermogen voor nodig hebt”, stelde Ben vast. “Maar één klimmetje. Dus als er één dag was waarop dit misschien niet de slechtste dag was, was het vandaag.”